In 2021 hebben regionale taskforces in heel Nederland werk gemaakt van de inrichting van transfermechanismen, inclusief het benutten van zorgbemiddeling. Op die manier spannen de samenwerkende huisartsen, ggz professionals en zorgverzekeraars zich optimaal in om voor cliënten tijdige en passende zorg te vinden: voor de cliënt die anders lang moet wachten wordt elders in de regio passende zorg gezocht, ofwel hij of zij krijgt via zorgbemiddeling buiten de regio of via e-health passende zorg ofwel er moet zorg worden ingekocht dan wel gecreëerd. Toch kan het voorkomen dat via de reguliere kanalen van verwijzing geen passende zorg[1] voor cliënten gevonden wordt. Juist voor die situaties zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt met het ministerie van VWS over de regionale inrichting van een escalatiemodel voor 1 mei 2022. Dat model noemen we Regionale Doorzettingsmacht.
In de Regionale Doorzettingsmacht maken we gebruik van de bestaande regionale transfermechanismen en de bestaande bovenregionale tafels hoog-complexe ggz. De handreiking Regionale Doorzettingsmacht (RDM) geeft inzicht in het eigenaarschap en de stappen en draagt bij om tot een passend zorg- en ondersteuningsaanbod te komen voor nieuwe en bestaande cliënten die (dreigen) tussen wal en schip (te) vallen.
Tot er een oplossing is
‘De kern van de regionale doorzettingsmacht is, dat als een persoon met een specialistische zorgvraag aan de ggz tussen wal en dreigt te vallen omdat er geen passend aanbod is, dat professionals de hulp kunnen inroepen van verschillende regionale en bovenregionale structuren, om samen tot oplossingen te komen. Los op of schaal op’, aldus Marloes van Es van de Landelijke stuurgroep Aanpak Wachttijden ggz. ‘Cliëntondersteuners, huisartsen, ggz-aanbieders, verzekeraars en zelfs de unit complexe zorgvragen van VWS hebben met RDM die mogelijkheid. En als dat binnen de huidige samenwerking in een regio niet lukt, wat kun je dan doen? Daar geeft de handreiking richting aan.’
Oplossen of escaleren
RDM is dus een escalatiemodel waarbij passende behandeling voor cliënten wordt gezocht, via een opschalingsmodel dat uit vier treden bestaat.
- Trede 1 = regionaal (in aansluiting op de bestaande transfermechanismen), zodat voor cliënten waar nog geen passende zorg voor is, alsnog elders (in de regio of landelijk) een passend zorgaanbod wordt gevonden.
- Trede 2 = bovenregionaal (in aansluiting op de acht reeds bestaande bovenregionale tafels hoog-complexe ggz), zodat voor mensen met hoog complexe ggz vragen, die niet al in een eerdere fase geholpen konden worden, alsnog de behandeling en ondersteuning die ze nodig hebben, kan worden geboden.
- Trede 3 = bestuurlijk (een ‘whole system in the room’ met de partijen die betrokken zijn bij een passende oplossing voor de behandeling van de cliënt). In dit bijeen te roepen bestuurlijk overleg wordt gezocht naar een oplossing binnen de grenzen van bestaande systemen, als trede 1 en/of trede 2 niet tot oplossingen hebben geleid.
- Trede 4 = de bewindspersoon van VWS. Als trede 3 ook niet tot een oplossing leidt, wordt de bewindspersoon van VWS gevraagd een bindend besluit te nemen voor dié situatie.
Het cliëntenperspectief staat binnen RDM centraal. Cliëntondersteuners zijn vertegenwoordigd in elke trede en cliënten worden desgewenst – en als dit nog niet gebeurd is in een eerder stadium – gekoppeld aan een cliëntondersteuner die hen door het proces heen begeleid. Oplossen of opschalen dus, waarbij de cliëntondersteuner kan bepalen wanneer het proces binnen een trede voor de cliënt te lang duurt en er geëscaleerd dient te worden.
Leren en verbeteren
Het is natuurlijk belangrijk om te zien of de afspraken uit de handreiking RDM ook werkelijk helpen om problemen (duurzaam) op te lossen. Daarom wordt een proces van leren en verbeteren ingericht, waarbij de landelijke Stuurgroep Wachttijden samenwerkt met de regio’s om te leren van het proces en de inhoudelijke analyses van de casuïstiek. Op die manier kunnen lessen getrokken worden over het benodigde zorgaanbod en de samenwerking.
Wanneer?
Met VWS is afgesproken dat het streven is om RDM vanaf 1 mei 2022 overal in Nederland operationeel te hebben. De Landelijke Stuurgroep van het Actieplan Wachttijden ggz besteedt de komende maanden veel aandacht aan het onderwerp. Doel is alle betrokkenen te informeren en te stimuleren om de afspraken over regionale doorzettingsmacht in de praktijk te brengen. Dat doen we onder andere via artikelen op de website en in de nieuwsbrief waarin voorbeelden uit de praktijk aan bod komen. Maar ook via webinars waarbij vertegenwoordigers uit de regio’s kunnen leren van elkaars ervaringen. Momenteel loopt er een traject van MIND, VNG en VWS om cliëntondersteuners toe te rusten, zodat zij cliënten de juiste ondersteuning in een RDM-traject kunnen bieden.
Download de handreiking
De handreiking RDM vind je hier op de website. De afspraken golden in eerste instantie voor de periode t/m 2023. Vanwege de ervaringen, lessen en effecten heeft VWS begin 2024 aangegeven “dat de gemaakte afspraken omtrent RDM kunnen worden gecontinueerd tot 2027”.
[1] Passende zorg gaat om zorgaanbod dat aansluit bij de zorgvraag van de cliënt. RDM is niet primair gericht op het terugdringen van wachttijden. De reeds actieve transfermechanismen hebben wél als doel om wachttijden tegen te gaan.