De wachttijden in de GGZ zijn nog niet opgelost. In het gezamenlijke actieprogramma van GGZ Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, MIND en Meer GGZ zijn de afgelopen maanden in vrijwel alle regio’s Taskforces gevormd, waarin partners afspraken hebben gemaakt om de wachttijden terug te dringen. Daarbij zijn veel creativiteit, enthousiasme en goede ideeën vrijgekomen. Maar er zijn ook nog steeds zorgen: de wachttijden zijn nog steeds te lang en niet overal komt de samenwerking goed van de grond. Guus van Bork, beleidsadviseur en namens ZN lid van de stuurgroep, vertelt over de inzet voor de komende maanden.
Er ligt nu een actieplan 2.0. Waarin verschilt dat van het eerste actieplan?
‘De afgelopen periode lag de nadruk op het stimuleren van die regionale samenwerking en het ontwikkelen van plannen en manieren om de wachttijden terug te dringen. Die samenwerking is vrijwel overal van de grond gekomen. We hebben de ideeën en werkwijzen met elkaar gedeeld, via de website, de nieuwsbrieven en op bijeenkomsten. Maar daarmee zijn we er nog niet. De stuurgroep wil nu dat die plannen en voornemens hun beslag krijgen in de contractering voor 2020. Daarnaast zetten we in op gerichte ondersteuning van een paar regio’s bij het door-ontwikkelen van die plannen en gaan we extra aandacht besteden aan het terugdringen van de wachttijd voor specifieke doelgroepen, zoals mensen met autisme. De aanpak daarvan blijft te veel achter.’
Om welke regio’s gaat dat?
‘We zijn nu in gesprek met zes regio’s waarvan wij als stuurgroep het vertrouwen hebben dat de basis voor de samenwerking goed is, maar die nog wel een extra steuntje in de rug kunnen gebruiken. We willen in ons versnellingsprogramma de bedachte aanpak optimaal faciliteren en samen met de regionale partijen gaan we op zoek naar de beste manier om die plannen en intenties te concretiseren. We leggen ze de vraag voor wat zij nodig hebben om resultaten te kunnen boeken. Dan gaan we bekijken hoe we daar zo snel mogelijk invulling aan kunnen geven.’
Er zijn ook regio’s waar de samenwerking maar mondjesmaat op gang komt. Wat is daaraan te doen?
‘Alle stuurgroepleden hebben een aantal regio’s “onder hun hoede”. Daar waar er naar onze inschatting onvoldoende voortgang wordt geboekt, gaan we proberen de zaak te bespoedigen. Het zijn in de meeste gevallen ook de regio’s waar de wachttijden nog niet teruglopen. We proberen het vuurtje verder op te stoken. Daarnaast zien ook het ministerie en de IGJ in de rapportages om welke regio’s het gaat. Zij zullen daar ook speciale aandacht aan besteden. Tegelijkertijd blijft het de verantwoording van de regio’s zelf, wij kunnen en willen niet dwingen. Onze taak is om hen te doordringen van de urgentie.’
Je zegt dat jullie het liefst zien dat de inspanningen om de wachttijden terug te dringen een plek krijgen in de contracten tussen zorgverleners en zorgverzekeraars. Hoe ziet dat er concreet uit?
‘In onze optiek zouden er doelstellingen en prestaties over het terugdringen van wachttijden moeten worden afgesproken in de contracten voor volgend jaar. Zorgorganisaties moeten daar reële, maar ook ambitieuze doelen voor formuleren, die haalbaar en meetbaar zijn. Zorgverzekeraars moeten dan ook de financiële kaders en ruimte bieden om dat mogelijk te maken. In goed samenspel zijn daarover heldere afspraken te maken. We hebben daarvoor ook een leidraad contractering ontwikkeld. Het belangrijkste is de gedeelde visie en de bereidheid bij zorgaanbieders en zorgverzekeraars om er samen de schouders onder te zetten. Het is niet gemakkelijk om de wachttijden te bekorten, maar ik ben ervan overtuigd dat het met een op de regio afgestemde aanpak kan.’
Wat nu als straks alle 31 regio’s die extra ondersteuning willen?
‘Dan gaan we met alle regio’s het gesprek aan over de vraag wat ze nodig hebben om die extra stap te zetten. We kunnen ze niet alle 31 de middelen bieden, maar meedenken over oplossingen kost niks extra’s. Ongetwijfeld komen er ook dan goede ideeën op tafel waarmee regio’s geholpen zijn. Dat is ook een van de kerntaken van de stuurgroep: klankbord zijn, stimuleren en waar mogelijk faciliteren, zodat in de regio’s resultaten geboekt kunnen worden. De noodzaak om resultaten te boeken blijft onverminderd hoog.’