Hoe kunnen we mensen met een persoonlijkheidsstoornis de juiste zorg en ondersteuning bieden, zowel voor, tijdens als na de behandeling? Welke interventies en vormen van ondersteuning helpen mensen om te gaan met hun klachten tijdens de wachttijd? En op welke manier kunnen we de wachttijden voor behandeling terugdringen?
Met deze vragen gingen zo’n veertig deelnemers op 3 maart aan de slag aan zes thematafels. Daar verkenden zij met elkaar de mogelijkheden om de zorg voor deze doelgroep te verbeteren en de wachttijden terug te dringen. Vanuit verschillende perspectieven (cliëntperspectief, huisartsenzorg, sociaal domein, behandeling, behandelcapaciteit en vroeg-signalering) werden knelpunten geïnventariseerd en oplossingen bedacht.
Anders organiseren
Rode draad in de voorgestelde oplossingen is de opdracht om het werk voor deze (en wellicht ook andere groepen) cliënten anders te organiseren. Teveel is de ondersteuning van mensen met een psychische aandoening ‘weggeorganiseerd’ naar de specialistische GGZ. Een van de effecten daarvan is dat er te veel wordt gekeken naar de aandoening en minder naar de mens als geheel.
Door ondersteuning en begeleiding van mensen met een kwetsbaarheid als doorlopend traject te organiseren, kunnen ander partijen in het steunsysteem daar een rol in krijgen. Met steun en begeleiding van huisarts en sociaal werk kunnen mensen met een persoonlijkheidsstoornis hulp krijgen bij het leren omgaan met hun aandoening. Liefst in een zo vroeg mogelijk stadium, om escalatie te voorkomen. Uitgangspunt daarbij moet de persoon zijn, niet de ziekte. De S-GGz wordt in diezelfde optiek meer ingezet op punten/momenten waar dat nodig is. En laat weer los waar dat kan, zodra de cliënt genoeg heeft aan andere steunsystemen. Op die manier kunnen behandelingen korter duren en kan de schaarse behandelcapaciteit gerichter worden ingezet. Daarbij is het belangrijk dat er ook een vorm van nazorg beschikbaar is, waarop cliënten een beroep kunnen doen bij een eventuele terugval. Niet opnieuw in de wachtrij, maar een direct lijntje met de behandelaar die snel en tijdig kan interveniëren. In de somatische zorg is zo’n vorm van nazorg – zonder nieuwe intake – ook gangbaar.
Aanbevelingen
Vanaf de zes thematafels kwam een schat aan aanbevelingen om de zorg en ondersteuning te verbeteren en wachttijden te bekorten. Hieronder vind je een overzicht per thematafel:
Cliëntperspectief
- Ontmoet de persoon als mens, met een verhaal. Iemand is niet zijn ziekte. Accepteer hem/haar zoals hij/zij is, dat draagt bij aan een positief zelfbeeld en zelfvertrouwen.
- Kijk naar het brede verhaal, niet alleen naar de klachten. De inzet van ervaringsdeskundigen kan behulpzaam zijn om dat verhaal te vertellen. Zorg voor ‘langdurig onderhoud’, vijf jaar nazorg, vergelijkbaar met zorg voor mensen met kanker. Tegelijkertijd moeten behandelaars beter leren los te laten en afscheid te nemen, ook al in de opleiding.
Sociaal domein
- Ondersteuning vanuit het sociaal domein als doorlopende lijn, bouw daar de inzet van de S-GGZ in.
- Sociaal werk blijft betrokken bij/tijdens de behandeling.
- Steun de cliënt eerst in het herstel op andere levensgebieden en begin dan pas met therapie/behandeling.
Huisartsenzorg
- Richt een diagnostisch centrum in, gebaseerd op het biopsychosociaal model, waarbij alle levensgebieden in kaart worden gebracht. Analyseer het systeem en werk gericht aan herstel.
- Werk modulair en gefaseerd aan herstel, met een behandelplan als basis.
- Maak heldere samenwerkingsafspraken in de keten. Zorg voor een ‘doorlopende behandelaar’, die in alle stappen van het hersteltraject de vinger aan de pols houdt.
Behandeling
- Er is nu een zeer grote variatie in duur, frequentie, vorm en intensiteit van behandelingen. Die zijn lang niet altijd verklaarbaar. Probeer daar meer inzicht en eenheid in te krijgen.
- Er is behoefte aan veel meer data van behandelingen om onderbouwd te kunnen bepalen wat wanneer werkt.
- Grenzen stellen. Veel behandelaars vinden het moeilijk om de grens van de behandeling te bepalen. Wanneer zeggen we dat iemand uitbehandeld is? In de somatische zorg liggen die grenzen veel scherper. Het vraagt lef en inzicht om ook in de GGZ een eindpunt te bepalen.
Behandelcapaciteit
- Niet alles willen lossen. De S-GGZ is een verzamelplaats van problemen die elders niet opgelost kunnen worden. Bepaal de grenzen: wij zien hier van, dat hoort elders in de keten. Bijv.: ‘Een psycholoog is geen schuldhulpverlener’.
- Maak heldere samenwerkingsafspraken in de keten, zo concreet mogelijk. Waar en wanneer en hoe kan ik een beroep op jou doen?
- Nationaal programma Geestelijke Gezondheid. De GGZ ligt onder een vergrootglas en de verwachtingen zijn onrealistisch hoog. Mensen met klachten worden ‘weg georganiseerd’. De toestroom is groot, de financiën beperkt, de arbeidsmarkt krap. Geestelijke Gezondheid is een maatschappelijk vraagstuk/opdracht, niet alleen van de GGZ.
Vroeg-interventie
- Verbindingen leggen. De maatschappij individualiseert, mensen gaan steeds minder bij elkaar te rade voor hulp en vragen. Ook als het om problemen met kinderen en/of opvoeden gaat. Eerste hulp bij opvoeden zou – liefst niet geïnstitutionaliseerd – weer normaal moeten worden. Dat vraagt om anders denken in de samenleving.
- Betere detectie. Hulp- en zorgverleners en andere professionals kunnen een belangrijke rol spelen bij vroege detectie van mogelijke problemen. Een verloskundige die een alcoholische moeder helpt bij de bevalling, weet al dat het kind waarschijnlijk een verhoogd risico loopt. Een medewerker van een kinderdagverblijf heeft zicht op de pedagogische kwaliteiten van ouders en het milieu waarin het kind opgroeit. Dat kunnen allemaal aanleidingen zijn voor preventieve screens door een wijkteam.
- Kennis en vaardigheden delen. Teveel zit nu de deskundigheid alleen bij de S-GGZ. Organiseer supervisie, intervisie en consultatie. Zorg voor kennisoverdracht naar andere sectoren en domeinen, zodat er meer bewustzijn ontstaat voor vroeg-signalering.
En nu verder
Met deze rijke oogst aan aanbevelingen gaat de stuurgroep van het Actieprogramma Wachttijden GGZ verder de boer op. In gesprek met relevante partners om dit verder te brengen. Prioriteiten bepalen en de achterbannen stimuleren om deze aanbevelingen om te zetten in werkwijzen, samenwerkingsafspraken etc. Aan de bel trekken bij beleidsmakers om belemmeringen weg te nemen en vernieuwing en samenwerking te stimuleren. Plus blijvend aandacht vragen voor het thema Geestelijke Gezondheid, dat een breed gedragen belang is voor de hele maatschappij. De GGZ kan niet alleen de kastanjes uit het vuur halen en de symptomen bestrijden. Een gezonde maatschappij maak je samen! Op het congres op 9 april zal Ellen Willemsen, directeur van het kenniscentrum persoonlijkheidsstoornissen, een sessie leiden waarin we met elkaar verkennen hoe we deze aanbevelingen kunnen omzetten in daden!