GGZ in de wijk: ‘Los op of schaal op!’

Gemeente Zeist verankert samenwerking GGZ en sociaal domein

Zorg voor kwetsbare mensen is in de gemeente Zeist een gedeelde verantwoordelijkheid tussen ondersteuners uit o.a. het sociaal werk, GGZ, gespecialiseerde begeleiding, woningbouwcoöperaties, politie en gemeente. In een tweewekelijks casuïstiekoverleg GGZ in de wijk bespreken de partners ingewikkelde casussen die zonder andere partners niet verder gebracht kunnen worden. In alle gevallen gaat het dan om meervoudige problematiek, waarvoor verschillende disciplines nodig zijn. Doel: indien nodig aanhaken en knelpunten voor effectieve hulp wegnemen om zo mensen vooruit te helpen. Of om te escaleren als dat noodzakelijk is om een doorbraak te forceren.

Meedoen in samenleving

‘Het werkt’, constateert Marcel van der Vaart, adviseur Sociaal Domein bij de gemeente Zeist. ‘Als gemeente zijn wij verantwoordelijk voor een goede opvang en begeleiding van kwetsbare inwoners. En ook wij hebben wijken waar verhoudingsgewijs vaak een stapeling van problemen voorkomt. In veel gevallen is er dan ook sprake van een GGZ-component. Daarbij kun je aan allerlei problemen denken. Bijvoorbeeld een jongvolwassene die spanningen thuis heeft, in combinatie met verslaving, geen werk en schulden. Of iemand met verward gedrag, die overlast veroorzaakt en geen hulp aanvaardt. Daarom zijn we in 2019 het project ‘GGZ in de wijk’ gestart.’ Dat was op zijn beurt een voortzetting van een proeftuin die in 2018  op initiatief van de Regionale Taskforce EPA heeft gedraaid. Dat had als doel om mensen met een ernstige psychische kwetsbaarheid (de EPA-doelgroep in de GGZ) zo lang mogelijk te laten deelnemen aan de samenleving.

‘Op ons bord’

GGZ in de Wijk is gestart als een samenwerking van de gemeente Zeist,  Zilveren Kruis, Abrona, Altrecht, Kwintes, MeanderOmnium, Steunpunt GGZ Utrecht en Jellinek. En is inmiddels uitgebreid met meerdere organisaties o.a. politie, de Regionale Sociale Dienst en woningbouwcorporaties. De projectleiding was in handen van Anne Czyzewski, adviseur bij K2. De samenwerking is nu structureel, aangestuurd vanuit de gemeente die daarvoor een coördinator heeft aangesteld. ‘Het is dan ook geen project meer’, benadrukt Marcel van der Vaart, ‘het is de nieuwe manier van werken geworden. In het kader van de decentralisaties zijn dit soort taken bij de gemeente terecht gekomen, met bijbehorende middelen. De gebiedsgerichte aanpak bij zorgaanbieders, de integrale benadering van burgers in de knel, en de toename van ggz-vragen bij het Sociaal Team; het zijn allemaal ontwikkelingen die maakten dat we de zorg voor deze groep burgers als gemeente anders moesten gaan organiseren. Deze manier van werken sluit daar goed op aan.’

Problemen oplossen

Het motto van de samenwerking is “Los op of schaal op!” ‘Problemen veroorzaken stress bij mensen’, stelt Anne Czyzewski. ‘En stress hindert het vermogen om zelf een oplossing te vinden. Omdat het in veel gevallen gaat om mensen met problemen op meerdere levensgebieden is het belangrijk om die gezamenlijk aan te pakken. Te vaak zie je dat zaken heen en weer worden geschoven, of dat organisaties op elkaar wachten om een casus aan te pakken. Niet vanuit onwil, maar vaak vanuit onwetendheid wat ze van een andere partij kunnen verwachten. Met dit casuïstiekoverleg voorkomen we dat. We hebben partijen en mensen bij elkaar gebracht, die samen overleggen over wat de beste oplossing is en wat er moet gebeuren. Knelpunten moeten opgelost worden, en als de deelnemers dat niet kunnen, moeten er hogerop in de organisatie beslissingen genomen worden. Mensen met problemen laten “bungelen” is funest; hoe eerder je kunt helpen, hoe eenvoudiger de oplossing. Om een voorbeeld te noemen: er was een casus van een meneer in een sociale huurwoning. Meneer had geen werk of dagbesteding, een omgedraaid dag- en nachtritme, leefde ongezond en gedroeg zich soms dreigend volgens omwonenden, wat weer zorgde voor onrust en overlast in de buurt. Samen zijn we tot de conclusie gekomen dat inzet op dagbesteding, in samenwerking met de sociale dienst de meeste kans van slagen had. In overleg met de woningbouwvereniging wordt nu ook gezocht naar andere woonruimte om een nieuwe start te kunnen maken, zij hebben ook het vertrouwen dat de begeleiding nu goed staat. Dit soort casussen zijn nooit snel opgelost, maar zo heb je wel een gezamenlijke richting en einddoel.’

Operationele en bestuurlijke afspraken

Om in de praktijk goed samen te kunnen werken, is afstemming en overeenstemming op bestuurlijk niveau noodzakelijk. ‘Als je het principe “schaal op wanneer nodig” handen en voeten wilt geven, dan moet er bestuurlijk commitment zijn’, aldus Gerard de Valk, accountmanager en verantwoordelijk voor de aanpak van wachttijden binnen GGZ-aanbieder Altrecht. ‘Dan moet je verder kunnen denken dan je organisatiebelang. Bij complexe casussen moet je kunnen doorpakken en knelpunten oplossen. Anders frustreer en ontmoedig je de mensen die in de praktijk tegen allerlei knelpunten aanlopen, die vaak samenhangen met bekostiging. Centrale regie op het proces is belangrijk, iemand die partijen bij elkaar haalt en stuurt op oplossingen. De gemeente Zeist heeft die rol op zich genomen en dat werkt goed.’

Bekostiging als vraagstuk

Domein-overstijgende zorg en hulp aan burgers leidt vaak tot allerlei vraagstukken over bekostiging.  Een gemeente die niet wacht tot iemand in de GGZ terecht kan, omdat de zorg dan vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt betaald, maakt door dit gewenste gedrag wel meer kosten. De groeiende hulpvraag vanuit de Wmo of het sociaal domein drukt dan ook op menige  gemeentebegroting. ‘Een vraagstuk dat steeds terugkeert, is de bekostiging van samenwerking, regievoering en consultatie’, beaamt Gerard de Valk. ‘Om een voorbeeld te geven: door deze manier van werken mist Altrecht jaarlijks circa 750.000 euro aan declarabele omzet door de aanpak van GGZ in de wijk. Overleguren, de tweewekelijkse casuïstiekbesprekingen en consultatie-uren aan het sociaal domein worden niet bekostigd. Zolang mensen niet bij ons in behandeling zijn, krijgen wij geen geld. Anders gezegd: als je heel hard je best doet om te voorkomen dat iemand GGZ-zorg nodig heeft, krijg je geen cent. Dan kun je natuurlijk bij de gemeente aankloppen, maar die stelt terecht dat de baten bij de zorgverzekeraar terecht komen. Daar moeten we iets op verzinnen. Met middelen van Zilveren Kruis onderzoeken we nu voor twee teams vrij uitgebreid welke tijdsinvestering is gemoeid met deze manier van werken. Dat kan wellicht de basis bieden voor afspraken over een lumpsum financiering, vanuit zowel gemeente als zorgverzekeraar. Maar dat is toekomstmuziek, vooralsnog financieren we deze manier van werken zelf. Omdat we erin geloven: zorg in de wijk, dicht bij de burger. Dat is de beste manier om snel zorg en ondersteuning te kunnen bieden en erger te voorkomen.’

Effect op wachttijden

Wat het effect is van deze manier van werken op wachttijden is niet altijd makkelijk aan te geven. Gerard de Valk: ‘Een concreet effect is dat – als een situatie vanwege verslechtering daarom vraagt – we in het casuïstiekoverleg cliënten op de wachtlijst naar voren kunnen halen en een behandeling eerder kunnen beginnen. Het is dan de kunst om dat tijdig te doen, en niet pas als de situatie op een crisis uitloopt. Dat is een leerproces, alle betrokkenen moeten leren tijdig aan de bel te trekken en niet pas als het water al over de schoenen loopt van de cliënt in kwestie en zijn hulpverleners. ‘

Dat de nauwe samenwerking met het sociaal domein ook effect heeft op de instroom in de GGZ is waarschijnlijk, maar laat zich lastiger in cijfers uitdrukken. De Valk: ‘Het is altijd moeilijk om aan te geven “wat er niet is gebeurd” door de vroegtijdige ondersteuning in het sociaal domein. Was iemand anders wel in een psychose terecht gekomen en bij ons in een behandeling? Hoe moet je dat meten en kwantificeren? Zorgverzekeraars zijn daar natuurlijk ook naar op zoek, een soort business case. We zien wel dat het beroep op het sociaal domein, huisartsen/POH-GGZ en gespecialiseerde ondersteuning groter is geworden. Wellicht zouden de wachttijden bij ons langer zijn geweest als deze samenwerking er niet was geweest. Het lukt nu om de GGZ-vragen die via GGZ in de wijk bij ons komen binnen de Treeknormen in zorg te nemen. ’

Soepelere uitstroom door GGZ in de wijk?

Ook aan de uitstroomkant zou je effect kunnen verwachten van deze manier van samenwerken. Maar Gerard de Valk tempert de verwachtingen op dat terrein: ‘Daar moeten we echt nog wel een slag maken. Een betere steunstructuur in de wijk zal zeker helpen bij de opvang van mensen die een behandeling in de specialistische GGZ afronden. Maar er is – terechte – huivering bij huisartsen en begeleiders om cliënten over te nemen, omdat ze bang zijn dat de cliënt bij een terugval opnieuw op de wachtlijst komt. Zij moeten dan iemand in een crisissituatie helpen. Ook de cliënt zelf en zijn behandelaar durven daarom niet altijd snel af te ronden. Er moeten goede afspraken komen over een terugvaloptie. Zodat een cliënt snel weer terecht kan bij zijn of haar behandelaar als dat nodig is. Dat stuit – opnieuw – op administratieve rompslomp en bekostigingsvragen. Zaken waar de burger geen boodschap aan heeft en die we dus met elkaar moeten oplossen. Dat er nu een stevige samenwerkingsstructuur ligt zoals in Zeist, helpt om ook deze knelpunten op te lossen. En hopelijk pakt ook Den Haag dit soort vraagstukken op. Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: goede en tijdige hulp voor burger, op de juiste plek.’

 

Meer informatie over GGZ in de wijk in Zeist is te lezen op de website van de VNG  

Facebook
Twitter
LinkedIn
Email