Verslag webinar Gek van GGZ
Met een schat aan analytische vaardigheden en eigen ervaringen met wachtlijsten in de GGZ hebben Vivian Hemmelder en Rasila Hoek alle competenties in huis om de wachtlijsten onder de loep te nemen. Samen presenteerden zijn hun analyse en oplossingen aan vijftig deelnemers tijdens een webinar op 3 december. Hun observaties leverden genoeg stof tot nadenken en discussies.
Na een korte uitleg over de Treeknormen en de wijze waarop de wachttijden in kaart worden gebracht, stelden zij vast dat juist de mensen met de zwaarste, meest complexe problematiek het sterkst geraakt worden door de wachttijdproblematiek. Dit komt ten omdat deze mensen het vaakst op de langste wachttijden staan: de wachttijden voor sterk gespecialiseerde zorg zijn langer dan de landelijke gemiddelden. Ten tweede komen deze mensen vaker herhaaldelijk op een wachtlijst, bijvoorbeeld vanwege verschillende diagnoses die na elkaar behandeld worden. Ten slotte is er voor sommige ernstige problemen weinig passende zorg beschikbaar, waardoor het traject nog langer duurt.
De NEMESIS I (2006) en NEMESIS II (2016) stellen dat circa 20% van de Nederlandse bevolking in aanmerking komt voor een DSM-diagnose, terwijl er maar capaciteit voor 6% beschikbaar is. De deelnemers werden uitgenodigd om met elkaar te discussiëren over de vraag wie er eigenlijk in aanmerking zou moeten komen voor die beperkte GGZ-zorgcapaciteit. “Degenen met de zwaarste lijdenslast” was de meest gedeelde mening in dat gesprek. Maar dat roept ook weer nieuwe vragen op, want hoe stel je die vast?
Wat zeggen de cijfers?
In het tweede deel van hun presentatie maakten de sprekers duidelijk hoe de cijfers over wachttijden tot stand komen. De door Vektis gepubliceerde cijfers zijn gemiddelden en zeggen daarmee niets over de variatie. Zo kan een wachttijd van gemiddeld 12 weken (= binnen de Treeknormen) nog steeds betekenen dat er mensen zijn die korter of veel langer op de wachtlijst staan. Ook plaatsen zij kanttekeningen bij de wijze waarop de wachttijden door de zorgaanbieder worden berekend: de gebruikte rekenmethodes zijn juist bij lange wachttijden minder betrouwbaar, en vaak worden geschatte wachttijden voor verschillende behandelingen samengenomen voordat deze aan Vektis worden aangeleverd.
Daarnaast zou het goed zijn als de gevolgen van het wachten op een behandeling in de GGZ in kaart worden gebracht. De schade is groot, zowel op persoonlijk als op maatschappelijk vlak. Als voorbeeld noemen Vivian en Rasila het verergeren van de problematiek en klachten, (langdurige) uitval op werk, waardoor het lastig wordt om terug te keren in je baan en de grote druk op het netwerk van de patiënt tijdens het wachten.
Oorzaken
Een lange wachtlijst ontstaat door een disbalans tussen instroom, behandelcapaciteit en uitstroom. Door verschillende oorzaken is er al jarenlang sprake van een toename van de instroom, een beperkte behandelcapaciteit en een beperkte uitstroom. Onjuiste en/of “onterechte” verwijzingen zorgen voor een groeiend aantal wachtenden. Zo is burn-out tegenwoordig geen reden meer voor verwijzing naar de GGZ, maar lijken deze patiënten via een andere diagnose soms toch in de ggz te belanden: op het moment dat de behandeling van burn-outs niet meer werd vergoed, steeg plots het aantal verwijzingen voor depressie en angst. Budgetplafonds en een tekort aan psychiaters en hoogopgeleide psychologen beperken de behandelcapaciteit. Ook de afbouw van het aantal bedden in de GGZ heeft tot grotere druk op de ambulante zorg geleid. Onderling versterken die oorzaken elkaar.
De uitstroom in de GGZ blijkt ook een complicerende factor. Behandelaren durven mensen niet snel los te laten en omgekeerd hebben ook cliënten angst om de behandeling te staken. Velen vrezen dat ze bij terugval opnieuw op een wachtlijst komen. Het feit dat de behandelaar een relatie onderhoudt met de cliënt, terwijl hij de mensen op de wachtlijst en hun hulpvragen nog niet kent, draagt eraan bij dat hij eerder zal “kiezen” voor de cliënt die in behandeling is.
Opnieuw gingen de deelnemers in groepen uiteen om met elkaar te discussiëren over de vraag hoe lang een behandeling mag duren, en wie dat zou moeten bepalen. De meningen daarover liepen uiteen. Centrale gedachte was wel dat de cliënt daar een stem in zou moeten hebben, maar dat bij intake of start van de behandeling wel duidelijk gemaakt moet worden waar naartoe wordt gewerkt. Bijvoorbeeld door duidelijke doelen te stellen en een streefdatum voor einde behandeling te benoemen. Het bieden van een terugvaloptie bij de behandelaar kan ook helpen om mensen uit te laten stromen.
Wachtrijtheorie
Het laatste stuk van de presentatie was gewijd aan de wachtrijtheorie: Wat doet de wijze waarop de ggz is georganiseerd met wachttijden? Een aantal conclusies uit die wachtrijtheorie maken aannemelijk dat de wijze van organiseren oplopende wachttijden in de hand werkt. Een van deze conclusies is dat het organiseren van aparte wachtrijen (per aanbieder of behandeling) vertragend werkt vergeleken met een centrale intake en één wachtrij. Dat geldt voor vrijwel elke branche waarin dat onderzocht is, binnen en buiten de gezondheidszorg, toch blijven veel GGZ-aanbieders en regio’s op deze manier werken.
Een andere bekende remmende factor is de beschikbare behandelcapaciteit. De wijze van bekostiging maakt het voor de zorgaanbieder aantrekkelijk om te streven naar maximale bezetting/benutting. Terwijl uit wachtrijtheorie volgt dat dit – door het ontbreken van mogelijkheden om in te spelen op onregelmatige instroom – wachttijden juist in de hand werkt. Dit effect is met name sterk bij kleinschalige zorg (weinig behandelplekken) en een lange behandelduur.
Ook kleine “fouten” in de vaak complexe werkprocessen kunnen leiden tot vertragingen, die op hun beurt weer tot grotere problemen en lange wachttijden kunnen leiden. Een verwijsbrief die per ongeluk blijft liggen, een behandelaar die ziek is of op vakantie: allemaal “kleine rimpelingen” die – als ze niet opgevangen kunnen worden door anderen – leiden tot stagnatie, ophoping en vertraging. Een kleine, structurele overcapaciteit kan deze kleine rimpelingen opvangen en voorkomt grotere stagnaties. Maar de huidige wijze van bekostigen voorziet daar niet in. Daar kunnen zorgverzekeraars een rol in spelen.
Aanbevelingen en oplossingen
Gelukkig zagen de beide sprekers na hun analyse van de oorzaken ook oplossingen. Daarvoor hebben ze tien aanbevelingen geformuleerd. Die kunnen bijdragen aan het terugdringen van de wachttijden in de GGZ.
- Verbeter de gegevensverzameling over wachttijden.
- Verzamel aanvullende gegevens vanuit patiëntperspectief.
- Vergroot snel de beschikbaarheid van hoogopgeleide behandelaren in instellingen.
- Voer één triagepunt in per regio,
- en voeg soortgelijke wachtlijsten samen.
- Analyseer landelijk, voer uit in de regio.
- Verspreid kennis over wachtrijtheorie onder instellingen.
- Investeer in beter wachtlijstmanagement bij instellingen.
- Maak in contractering ruimte voor lagere werkbelasting.
- Bereken per type behandeling hoe veel capaciteit nodig is om wachtlijsten te voorkomen.
Aan de slag!
Het lijken logische en haalbare aanbevelingen. De praktijk laat zien dat die – om uiteenlopende reden, verkeerde prikkels en uiteenlopende belangen – vaak weerbarstig is. Het vraagt in veel gevallen om een andere organisatie van de zorg. De noodzaak om te veranderen is groot en blijft voor de sector in zijn geheel, met alle partijen die daarin een rol in, onverminderd urgent. Want ieder mens die te lang moet wachten op een behandeling is er een te veel!